|
Heeft Jezus de wet afgeschaft?
Heeft Jezus de sabbat
afgeschaft?
Een
genezing op de sabbat (Lucas 13)
Heeft Paulus de wet
afgeschaft?
Heeft Paulus de sabbat
afgeschaft?
Veel christenen denken dat de tien geboden,
waaronder ook het sabbatsgebod, met de komst van Jezus zijn afgeschaft. Daar is
echter in het NT geen aanwijzing voor te vinden, integendeel.
Jezus zei in de bergrede: ‘Meent niet,
dat Ik gekomen ben om de wet (de Tora) of de profeten te ontbinden; Ik
ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg
u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan
van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van deze kleinste dezer
geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk
der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk
der hemelen.’ (Matt. 5:17-19) In
plaats van de geboden af te schaffen, scherpt Jezus ze zelfs nog aan. ‘Gij
hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een
ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds
overspel met haar gepleegd.’ (Matt. 5:27-28) Het gaat niet alleen om het navolgen
van de door God gegeven regels, maar vooral om de houding waarmee je dat doet.
Als je in dit geval puur de regel naleeft en niet daadwerkelijk met een andere
vrouw het bed deelt, maar vervolgens wel allerlei seksuele fantasieën hebt over
andere vrouwen, ben je toch verkeerd bezig, zegt Jezus. Zo moeten de geboden
niet slechts op een wettische manier gehouden worden, maar vanuit een houding
van liefde tot God. Afgeschaft worden ze geenszins.
In het NT wordt een aantal keer verteld hoe
Jezus genas op de sabbat, en dat de Farizeeën daar moeite mee hadden. Hieruit
kun je onmogelijk de conclusie trekken dat Jezus de sabbat opeens niet meer
belangrijk vond. Jezus was een Jood en Hij vierde de sabbat zelf. ‘Hij ging
volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge’ (Luc. 4:16). Maar
het is wel duidelijk dat hij er andere ideeën op nahoudt dan de Farizeeën over
de invulling van de zevende dag.
In de tijd van Jezus waren er door de rabbijnen honderden nauwkeurige
regels opgesteld over de invulling van de sabbat. Het naleven van die regels en
rituelen was een last geworden, en de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat
was vergeten. De sabbatsviering was van een liefdedienst verworden tot een
wettisch ritueel. De onderliggende houding was er niet een van liefde tot God
en de medemens, maar van pietluttigheid en muggenzifterij.* Jezus wilde de
sabbat herstellen in zijn oorspronkelijke bedoeling.
Laten we één voorbeeld bekijken van een
genezing op de sabbat: Lucas 13:10-17. ‘Hij
was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw,
die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in
het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide
tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen
op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste
der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en
zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om
u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en
zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel
van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw,
die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden
had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit
zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich
over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden.’ Ook in deze tekst gaat het over de invulling
van de sabbat. De overste van de synagoge is er blijkbaar van overtuigd dat
genezen op de sabbat niet mag, omdat hij het beschouwt als werken. Maar Jezus
legt de nadruk op de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat. Het was een dag
van rust, en een dag waarop de bevrijding van het volk uit Egypte herdacht
werd. Jezus’ missie is daarmee in overeenstemming: ‘De Geest des Heren is op
Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen;
en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en
aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te
verkondigen het aangename jaar des Heren’ (Luc. 4:18-19). Jezus is de
Verlosser, die juist op de sabbat mensen wil bevrijden van hun banden. Daarmee
zet Hij het verlossende werk van de Vader voort.
(zie Bacchiocchi, Van Sjabbat naar zondag,
pagina 31-33)
* Jezus geneest op de sabbat
een blindgeborene (Joh. 9:1 e.v.). De Farizeeën berispen Hem omdat hij op de
sabbat slijk heeft gemaakt om op de blinde ogen van de man te smeren. Dat was
werken, vonden ze. In Johannes 5:5 e.v. staat hoe Jezus een zieke geneest en
hem opdraagt zijn matras op te nemen en te lopen. De Joden spreken de man aan
omdat hij zijn matras draagt op de sabbat, want dat is werken, volgens hun
regels. Telkens weer wordt duidelijk dat het de Farizeeën meer te doen is om de
wettische naleving van regeltjes, dan om een invulling van de sabbat vanuit een
liefdevolle houding tegenover God en de medemens. Tegen die houding komt Jezus
in opstand.
Teksten uit de brieven van Paulus worden
vaak aangehaald als bewijs dat de wet na de komst van Jezus niet meer geldig
is. Wat Paulus leerde, lijkt soms in eerste instantie tegenstrijdig.
Enerzijds schrijft hij uitermate positief
over de wet. ‘Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent
niets, maar wèl het houden van Gods geboden’ (1 Kor. 7:19) en ‘Stellen
wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer
bevestigen wij de wet’ (Rom. 3:31). Zelf hield hij zich aan alle bepalingen
uit het Oude Testament, zoals blijkt uit Handelingen 21, waar de oudsten te
Jeruzalem tegen Paulus zeggen: ‘Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er
onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet;
nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van
Mozes leert…’ Ze raden hem aan zich
te heiligen, 28:17. ‘En het geschiedde na drie dagen, dat
Paulus de voormannen der Joden samenriep, en toen zij bijeen gekomen waren, zeide
hij tot hen: Mannen broeders, ofschoon ik niets gedaan heb tegen ons volk of de
voorvaderlijke gewoonten, ben ik uit Jeruzalem gevankelijk overgeleverd in de
handen der Romeinen.’ ‘dan
zullen allen bemerken, dat van alles, wat men hun van u verteld heeft, niets
waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet’
(vers 20-21 en 24). Paulus volgt hun advies op om te bewijzen dat de geruchten
die over hem de ronde doen inderdaad vals zijn.
Anderzijds lijken sommige van zijn uitspraken
te suggereren dat de wet niet meer van kracht is. ‘Wij, geboren Joden, en
geen zondaars uit de heidenen, wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt
uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot
het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het
geloof in Christus Jezus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet
zal geen vlees gerechtvaardigd worden’ (Gal. 2:15-16) en ‘… want indien
er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven’
(Gal. 2:21).
Als je goed leest, zie je echter dat Paulus
doelt op rechtvaardiging door de wet. Door het houden van de geboden kun je
niet gerechtvaardigd worden. Behouden word je alleen op grond van het geloof in
Jezus. Paulus zegt niet dat we ons niet meer aan de wet hoeven te houden nu
Jezus voor ons gestorven is, maar dat het houden van de wet niet noodzakelijk
is voor je behoud. Daarvoor is Jezus aan het kruis gegaan, zodat wij gered
zouden worden. Paulus heeft dus alleen kritiek op groepen joden die de wet zien
als weg tot zelfverlossing, die door het doen van ‘goede werken’ proberen zelf
hun behoud zeker te stellen. De wet zelf
is niet slecht, maar de manier waarop deze groepen ermee omgaan wel. ‘Zo is
dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed’
(Rom. 7:12). Christus is de enige weg
tot verlossing en behoud.
De wet blijft dus ook na Jezus’ komst van
kracht als Gods wil voor ons. Uit eigen kracht de wet houden is onmogelijk. Dan
is de wet een ‘bediening des doods’ (2 Kor. 3:7) – we zouden allemaal
onherroepelijk verloren gaan. Na de zondeval kan de mens niet meer volledig
naar Gods wetten leven. ‘… de gezindheid van het vlees [is] vijandschap
tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat
ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen’ (Rom 8:7).
We kunnen niet meer voldoen aan Gods eis – volmaaktheid. ‘Gij dan zult
volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is’ (Matt. 5:48). Maar ‘de
zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet,
maar onder de genade’ (Rom. 6:14). God zij dank! Als wij Jezus aannemen als
Verlosser, worden we niet meer door de wet veroordeeld. ‘Zo is er dan nu
geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de
Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en
des doods’ (Rom. 8:1-2). Als je nog ‘in het vlees’ bent, als je Jezus’
offer nog niet hebt geaccepteerd, is het onmogelijk om weerstand te bieden
tegen de zonde. ‘Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest,
althans, indien de Geest Gods in u woont’
(Rom. 8:7-8). Als je Gods genadegift aanneemt, ontvang je de Heilige
Geest, die Gods wet in je hart zal griffen, waardoor je als vanzelf Zijn wil
zult doen en Zijn geboden zult onderhouden.
Drie Nieuwtestamentische teksten worden vaak
aangehaald als bewijs dat Paulus het vieren van de sabbat onbelangrijk vond.
(zie Locht, hoofdstuk 5.2)
‘Deze [immers] stelt de ene
dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef
ten volle overtuigd. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en
wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na
om de Here en ook hij dankt God.’
Paulus grijpt terug op een
eerder gevoerde discussie. Blijkbaar waren er onder de gemeente in Rome mensen
die liever vegetarisch wilden eten (vers 2) en geen wijn wilden drinken (vers
21). Vegetarisme en onthouding van alcohol waren geen bijbelse geboden, dus
verschil van mening was mogelijk. Paulus roept de gemeente dan ook op elkaar op
dit punt niet te veroordelen, maar onderling verdraagzaam te zijn. Het lijkt in
deze context waarschijnlijker dat met de ‘dagen’ die genoemd worden, eerder
vastendagen bedoeld worden dan de sabbat. Verschillende joodse groepen hadden
meerdere vastendagen per week vastgesteld om zich aan God toe te wijden. Dit
waren echter menselijke instellingen, geen bijbelse, en hoewel deze
instellingen op zichzelf niet verkeerd waren,
konden ze niet als verplichting aan elkaar worden opgelegd.
‘Laat dan niemand u blijven
oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of
sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl
de werkelijkheid van Christus is.’
Ook dDit
tekstgedeelte moet zoals altijd in de context gelezen worden. Er waren
allerlei mensen in Colosse, tegenstanders van Paulus, die de gemeenteleden
probeerden te misleiden. ‘Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn
wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der
mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus’ (vers 8). Er werden
verplichtingen opgelegd die door engelen geopenbaard zouden zijn. ‘Laat
niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als
ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn
vleselijke denken’ (vers 18). Men predikte zelfkastijding (vers 23) en
bepaalde voedingsmiddelen mochten niet worden gegeten (vers 21). Paulus
veroordeelt deze sektarische bepalingen als ‘dingen, die door het gebruik
teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen’ (vers
22) en roept de gemeente te Colosse op zich tegen deze dwaalleraars te
verzetten.
Meestal wordt ervan uitgegaan dat Paulus’
tegenstanders de oudtestamentische feestdagen, nieuwe maansdagen en sabbatten
in ere hielden en dat Paulus daar kritiek op had. Feestdagen, nieuwe maansdagen
en sabbatten worden dingen genoemd, ‘die slechts een schaduw zijn van
hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’. Dit
gedeelte is helaas zeer onnauwkeurig vertaald. Letterlijk staat er in het
Grieks: ‘dingen, die een schaduw zijn van wat komen moet, terwijl het
lichaam van Christus is’. Het feit dat er in de vertaling voor een
verleden tijd is gekozen, en dat het woord ‘slechts’ is toegevoegd, komt
waarschijnlijk door een theologisch vooroordeel dat aan de vertaling ten
grondslag ligt, waarbij de oudtestamentische wet met de komst van Christus zou
zijn afgeschaft. Wanneer de sabbat en de feesten echter nog steeds een
schaduw zijn van de toekomstige rust in Gods koninkrijk, kan Paulus onmogelijk
bedoelen dat deze dagen zijn afgeschaft. Waarschijnlijk had Paulus kritiek op
de invulling van deze dagen, zoals die door sektarische groepen werd opgelegd.
‘En dat gij zonen zijt – God
heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.
Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook
erfgenamen door God. Maar in de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden
gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja,
meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en
armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt
maken? Dagen, maanden, vaste tijden neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij
wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb.’
De meeste commentatoren menen dat ‘dagen, maanden en vaste tijden’ de bijbelse feestdagen bedoeld worden. Dit is echter onjuist. Het is een aanduiding voor heidense feestdagen. Het gaat in deze brief om de besnijdenis, die door sommige joodse christenen aan niet-joodse bekeerlingen werd opgelegd. Paulus richt zich tot deze bekeerlingen in Galatië, die blijkbaar nogal waren geschrokken van die consequentie van hun bekering tot het christendom, en weer begonnen terug te vallen in de heidense gewoonten. De besnijdenis was voor hen een onoverkomelijk bezwaar. Maar Paulus zet zich fel af tegen die joodse leer, dat de besnijdenis een voorwaarde is voor hun behoud, en wijst de bekeerlingen terecht omdat ze zijn teruggevallen in hun oude gewoonten.
Vragen of opmerkingen? Mail naar postmaster@waaromdesabbat.nl.